Zondag 23 november speelde we onze tweede LiSB wedstrijd tegen 't Stokpaardje. Met "we" bedoel ik de anderen, want zelf zat ik heerlijk in de zon op een Maltees terras.
Paul had de taak
van teamleider overgenomen en dat ging hem helaas beter af dan zijn eigen partij.
Bord 5: Ton Smeets
- Paul van der Wouw
Hij speelde met
zwart tegen Ton en gaf na 20 zetten de hand aan Ton.
Bord 3: Arie
Schakel - Frank van Overbeek
Daarna was Frank
klaar die remise overeen was gekomen met Arie Schakel en dit heeft Frank te
zeggen over zijn partij:
Tsja….., tsja…..,
de één zou het doen en de ander zou het laten…..
Vorige week was ik op de schaakclub (2e ronde
B.S.V. Open) en kwam mijn tegenstander helaas niet opdagen. Dat is natuurlijk
nooit zo leuk, maar – ook – omdat ik reglementair moest wachten besloot ik de
andere partijen te bekijken. En dat is toch een plezierige ervaring!
Wat voor schaakstellingen je allemaal ziet, is geweldig en
omdat ik zelf geen partij aan mijn hoofd had, besloot ik om bij – voor mij in
ieder geval – interessante stellingen mee te denken.
Zo had ik het genoegen om rond de 10e zet van
de partij van onze Bill te mogen kijken, waar hij in diep gepeins was
verzonken. Ik keek een tijdje mee en opeens zag ik het…………… en voelde dat Bill
aan het overwegen was of hij de bedoelde zet zal doen of niet. Het ging
uiteindelijk om een offer van een paard van Bill tegen 2 pionnen van de
koningsstelling van – niet minder – dan
Henk van Gool. Uiteindelijk besloot Bill dit niet te doen en zei later
als verklaring: "Ja, ik speelde wel
tegen Henk van Gool en moet ik mijn varianten dus wel goed doorrekenen".
Hierin heeft hij helemaal gelijk, want de stelling was zo
gecompliceerd dat je nooit alles kon berekenen. Maar…, ik denk dat als ik zijn
stelling had gehad, het juist wel had gedaan. En nu komt het. Juist, omdat
het – met alle respect – tegen Henk van
Gool is.
Waarom nu deze intro van Bill zijn partij in een
schaakverslag over mijn eigen wedstrijd in een andere externe competitie. Nu is
dat heel eenvoudig. Mijn tegenstander was weliswaar niet van het kaliber Henk
van Gool, maar ik kreeg een soort gelijk dilemma en nu zat ik zelf op de stoel
achter het bord……met zwart.
Graag nodig ik je uit deze partij mee te bekijken en
deelgenoot te worden van mijn dilemma.
In de opening zitten ongetwijfeld fouten, maar daar wil
ik het nu niet over hebben. Het gaat mij om het dilemma. Op dit moment hoor ik
dat één van onze teamgenoten heeft verloren en mijn tegenstander (die teamleider is van het
andere team) de eerste punt noteert. Alhoewel ik beter sta – vind ik zelf - weet
ik niet goed of ik de volgende zet wel of niet zou doen. Maar eigenlijk wist ik
het wel: Speelde ik op dit moment niet voor een team dan zou ik de volgende zet
wel hebben gespeeld: 15...Pd4 (maar ja,
wat te doen na 16. c3? Dan is 16...Da5 nog een optie. Volgt dan 17. b4, dan
wordt de loper van d6 geofferd op b4 tegen 2 pionnen. Een soort gelijk dilemma
dus als in de partij die Bill een week eerder speelde.
Blind kon ik het niet goed verder berekenen en door onze
eerste verliespartij durfde ik de ‘gok’ niet te wagen. Ik vertrouwde er op mijn
stelling te mogen uitbouwen en later een betere mogelijkheid te krijgen. Er
werd nu zetherhaling gespeeld en mijn tegenstander claimde remise, na driemaal
dezelfde stelling achter elkaar te hebben gehad. Het was tegen mijn verwachting
dat mijn tegenstander zo snel en makkelijk tot remise te verleiden was, maar
had er op dat moment wel vrede mee. Maar echt goed voelde het toch niet..., want bij naspelen, in de analyse, bleek dat zwart (na
bovenstaande zetten) heel veel kansen kon creëren en bij goed spel wit een
vervelende zondagmiddag bezorgen. Erger, wordt nog dat toen ik bezig was naar huis te gaan
mij opeens realiseerde dat er een loper stond op e2 en dat ik deze (na 16.c3) kon
slaan met mijn paard van d4. Mijn dame staat dan wel in, maar de dame van de
tegenstander ook. Dus eigenlijk kon ik gewoon een stuk winnen of in ieder geval
een winnende stelling creëren. AAaarghhhhh………………!!
Nu terugkomend op de aanhef van dit stukje ga ik terug
naar jaren geleden. Toen speelde ik voor de Bennekomse. S.V. en daar speelde
ook een professor van de universiteit van Wageningen mee. Deze bovenste beste
man had altijd de gewoonte – als de spanning hem teveel werd – zijn hand een
halve minuut boven het bord te houden en dan zei hij met een diepe zucht:
‘Tsja…., tsja…., de één zou het doen en de ander zou het laten’……
Ik begrijp hem nu helemaal…, Frank
van Overbeek
Bord 1: Wim Berden
- Mari Jacobs
De derde speler die klaar was was Mari die ook remise
speelde. In de partij (geweigerd dame gambiet) dacht hij rond de 12e zet mogelijkheden te zien om voordeel te halen. Wim Berden, zijn tegenstander, bood toen voor de eerste keer remise aan. Mari heeft toen doorgespeeld en was blij dat zijn tegenstander rond de 20e zet zijn remise aanbod herhaalde. Typisch geval van een plan dat niet werkt. Echt slecht stond Mari niet maar heeft het er niet op gewaagd en remise aangenomen en de stukken ging in de doos.
Bord 4: Willem
Vermulst - Wil Hoppers
Willem speelde een krankzinnige partij.
Bord 2: John
Kerren - Ton Cremers
Na de winst van
Willem was de stand 2-2, maar dat wist John toen nog niet en die speelde op
winst met het motto: Buigen of barsten en helaas voor ons was het barsten. Stand
2-3.
Bord 6: Niek
Sijbers - Christiaan Bouwknecht
Toen lag alle druk op
Niek. Niek werd 's morgens nog gebeld of hij in kon vallen en dat deed hij
wederom goed. Hij kreeg meerdere keren, in betere stelling, een remise aanbod,
maar dit werd natuurlijk afgeslagen, als team hadden we sowieso niks meer te
verliezen. Uiteindelijk won hij en hield de schade voor BSV beperkt. Eindstand:
3-3.